Drie kwart van de 60-plussers die na een breuk een heupoperatie ondergingen kreeg daar binnen een half jaar een of meer nieuwe medische problemen door, zoals een delier of een longontsteking. Volgens Gronings onderzoek is het merendeel daarvan niet goed vermijdbaar, een snelle operatie met een ruggenprik in plaats van algehele narcose lijkt de risico’s te verkleinen (Eur J Trauma Emerg Surg. 2017; online 9 augustus).
De auteurs van het UMCG volgden in een prospectieve studie alle 479 hoofdzakelijk vrouwelijke patiënten (60+) die een operatie ondergingen voor een niet door een hoogenergetisch trauma veroorzaakte heupfractuur. Bij 75% ontstond in het natraject minstens 1 complicatie, waarvan de onderzoekers de helft classificeerden als een grote complicatie. Het meest voorkomende probleem was een delier, dat in 19% van de patiënten ontstond en geassocieerd was met een langere wachttijd tot de operatie (meer dan 1 dag). Ook kreeg 10% een longontsteking, bij 1% ontstonden doorligwonden. De chirurgische procedure zelf veroorzaakte bij 13% problemen en 11% moest een tweede operatie ondergaan. Na 1 jaar was 27% van de patiënten overleden.
Om te bepalen welke factoren bijdragen aan het ontstaan van complicaties, voerden de onderzoekers associatieanalyses uit. Een hoger aantal comorbiditeiten leverde een ruim 3 keer hogere risicoratio op een postoperatief probleem en na een operatie onder algehele narcose ontstonden eveneens vaker complicaties, maar dat verband haalde net niet de grens voor statistische significantie.
Elvira Flikweert en collega’s stellen dat het grootste deel van de complicaties na een heupfractuur bij ouderen vooral lijkt samen te hangen met patiëntgebonden factoren, zoals de leeftijd en andere aanwezige ziekten. Toch rechtvaardigt het uiteindelijk hoogfrequente voorkomen van problemen rond, na of door de operatie het nader bestuderen van nieuwe strategieën om deze terug te dringen.
Bron: NTvG