De cijfers
Het aantal mensen dat met een alcoholvergiftiging op een spoedeisende hulp (SEH) belandt, is spectaculair gestegen met 73 procent ten opzichte van tien jaar eerder. Dat blijkt uit schattingen van VeiligheidNL over 2015. In Nederland kregen 6.100 mensen met spoed een behandeling naar aanleiding van een alcoholvergiftiging. Van hen was 60% jonger dan 25 jaar, in een kwart van de gevallen waren patiënten zelfs jonger dan 18 jaar.
Alcoholvergiftigingen zijn lang niet het enige probleem. VeiligheidNL schat dat in 2015 15.200 personen op een SEH behandeld zijn als gevolg van een ongeval of geweldpleging waarbij alcohol geregistreerd is als oorzaak. Ook hier is sprake van een forse stijging ten opzichte van 10 jaar eerder: 56%. Deze schatting lijkt echter slechts het topje van de ijsberg; op basis van onderzoek onder SEH-bezoekers blijkt dat het aantal alcohol-gerelateerde SEH-behandelingen nog zes keer zo hoog ligt.
Maar het alcoholgebruik was toch juist gedaald?
Het alcoholgebruik per hoofd van de bevolking is de afgelopen jaren inderdaad afgenomen. Dronken we in 2006 nog 7,9 liter pure alcohol per hoofd van de bevolking, in 2015 was dat nog 6,7 liter. Ook het percentage minderjarigen dat ooit alcohol heeft gedronken is in de afgelopen jaren spectaculair gedaald.
Daar staat echter tegenover dat het percentage jongeren dat ‘binge’ drinkt toeneemt. We zijn met z’n allen minder zijn gaan drinken, maar degene die wel drinkt, drinkt vaak grotere hoeveelheden in een keer. De excessen zijn fors toegenomen.
Wat merkt de spoedzorg er van?
Risico’s op blijvende gezondheidsschade liggen op de loer. Op de korte termijn leidt alcoholgebruik onder andere tot leer-, concentratie- en slaapproblemen. Dit heeft natuurlijk ook direct zijn weerslag op de spoedzorg. Zoals hierboven al is beschreven zorgt overmatig alcoholgebruik voor een groot aantal SEH-behandelingen.
Maar niet alleen het grote aantal behandelingen is hier het probleem. Vaak gaat overmatig alcoholgebruik gepaard met agressie. Eerder dit jaar luidde bijvoorbeeld het Amsterdamse OLVG al de noodklok. “Zeker tweederde van de patiënten die op vrijdag- of zaterdagavond de SEH binnenkomt, heeft te diep in het glaasje gekeken. Sommigen schelden, spugen, dreigen en gooien met spullen. Ook worden soms andere patiënten lastig gevallen.” De beveiliging moet in steeds meer gevallen optreden op de spoedafdeling. Het zijn geen incidenten meer, de problematiek is structureel. Dit heeft de Nederlandse Vereniging van Spoedeisende Hulp Artsen (NVSHA) dan ook bewogen in gesprek te gaan met de ministeries van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en Veiligheid en Justitie.
Niet alleen ín het ziekenhuis, maar ook pre-hospitaal wordt het probleem ervaren. Bij een steeds groter deel van de ambulanceoproepen betreft het dronken mensen. Maar denk ook aan het geweld tegen hulpverleners op straat. Hierbij speelt vaak alcohol een rol.
Hoe kunnen we de problematiek weer inperken?
Naar aanleiding van de gesprekken in het voorjaar met de NVSHA heeft staatssecretaris Martin van Rijn (VWS) gezegd de signalen ‘heel serieus’ te nemen. Van Rijn zei de NVSHA te zullen betrekken bij de evaluatie van de huidige Drank- en Horecawet. Het standpunt van de NVSHA is dat alcoholgebruik, dat momenteel sociaal en economisch diep in onze samenleving is geworteld, veel minder normaal gevonden zou moeten worden. De vereniging wil dat alcohol duurder en moeilijker verkrijgbaar wordt (bijvoorbeeld door geen drank meer te verkopen in iedere supermarkt).
Voor ouders en school ligt een belangrijke rol in opvoeding. Hiernaast kan ook voorlichting naar ouders toe kan een rol spelen. In de Verenigde Staten zijn bijvoorbeeld educatieprogramma’s voor ouders van jongeren die zelfstandig gaan wonen. Kinderen drinken minder, zo blijkt, als hun ouders een duidelijke norm neerzetten en goede voorlichting geven. Ook huisartsen kunnen vanuit hun rol bijdragen aan preventie.
Omdat alcohol en met name het studentenleven nauw met elkaar verweven zijn, probeert het Trimbos-instituut ook hogescholen en universiteiten te betrekken bij preventiebeleid.
Ziekenhuizen nemen zelf ook initiatieven. In sommige ziekenhuizen worden gesprekken gevoerd met patiënten die zijn behandeld na overmatig alcoholgebruik, of er worden folders uitgereikt en verwezen naar de huisarts of de verslavingszorg. Een aantal ziekenhuizen heeft zogenaamde alcoholpoli’s, waar jongeren die dronken op de SEH zijn beland voorlichting krijgen van een kinderarts. Er zijn ook voorbeelden waarbij kinderartsen van de GGD hierbij betrokken worden.
Werken deze maatregelen?
Ze lijken hun vruchten af te werpen: in het Haagse Bronovo blijkt dat 64% van de patiënten die alleen maar een folder mee naar huis kregen het drinken heeft gematigd of zelfs is gestopt.
De rol die ziekenhuizen en zorgverleners kunnen vervullen ligt meestal achteraf; de patiënt is al op de SEH beland. Toch lijkt het effect van goede begeleiding en opvoeding achteraf wel aangetoond.
Vooropgesteld betreft het hier een maatschappelijk probleem. Vanuit de overheid blijft goede voorlichting gericht op ouders en jongeren belangrijk. Dit blijft lastig. Alcoholgebruik wordt door ouders vaak gefaciliteerd, ook bij minderjarigen. In tegenstelling tot bijvoorbeeld roken blijft het lastig om preventieprogramma’s te ontwikkelen waarbij alcoholgebruik door ouders wordt ontmoedigd. Dit wordt dan vaak als betuttelend gezien.
Bovendien wordt, naast de preventieprogramma’s, het maatschappelijke beleid tegengewerkt door televisieprogramma’s zoals ‘Oh oh Cherso’, waarbij jongeren naar een zonnige vakantiebestemming worden gestuurd en overmatig alcoholgebruik wordt gefaciliteerd en zelfs aangemoedigd. Een bedenkelijke tegenstrijdigheid in de beeldvorming naar jongeren toe.