Jarne van Hattem is een jonge dokter, die zich in het AMC bekwaamt in de microbiologie en onderzoek doet naar het ontstaan van resistentie. Al jong had Jarne de overtuiging dat hij dokter zou gaan worden. Zijn schoolopleiding in Hilversum verliep naar wens en maakte het mogelijk om aan de universiteit te studeren. Na een tussenjaar met verscheidene activiteiten en bezigheden nam Jarne het jaar daarop plaats in de collegezalen van het AMC, voor zijn opleiding tot arts. Gedurende die jaren van opleiding vestigde zich in zijn hoofd de gedachte dat specialisatie tot internist het juiste vervolg moest zijn na het behalen van zijn bul. Met die intentie ging Jarne aan het werk in Amsterdam. Al gauw ontdekte hij de wonderlijke wereld van de microbiologie en toen hij de kans kreeg om zich op dat vlak verder te ontwikkelen, greep hij die kans met beide handen aan. In 2012 begon Jarne bij het AMC aan een promotieonderzoek naar de aanwezigheid van resistentie (ESBL-producerende) bacteriën bij reizigers na terugkomst van een verre reis. Zijn inspanningen – het includeren van ruim 2200 reizigers en het onderzoeken van meer dan 14.000 poepmonsters – resulteerden dit voorjaar op 25 april in een promotie op dit onderwerp: Travel-related acquisition of antibiotic-resistant Enterobacteriaceae and enteric pathogens. (Voor de liefhebbers: dit onderzoek is gratis te downloaden via internet). Enkele conclusies uit zijn onderzoek:
– ongeveer eenderde van de mensen die een verre reis maakt komt terug met een resistente ESBL in de darmen.
– India spant de kroon: bijna 90% van de reizigers naar dat land komt terug met een ESBL-bacterie.
– bij terugkomst uit Afrika of Azië blijkt bijna de helft drager van een ESBL-bacterie.
– gemiddeld blijft de resistente bacterie een maand aanwezig bij de gastheer, maar bij 1 op de 9 duurt het (zeker) een jaar voordat de ESBL-bacterie uit het lijf verdwenen is.
– in de thuissituatie krijgt 12 % van de huisgenoten deze ESBL overgedragen.
Dit zijn getallen die tot nadenken stemmen. Jarne is er dan ook voorstander van om iedereen die (kort) tevoren een verre reis heeft gemaakt, preventief bij binnenkomst in het ziekenhuis te onderzoeken op de aanwezigheid van resistente bacteriën. Hij snapt dat dit niet zomaar gaat, maar het is gelet op de uitkomsten van zijn promotieonderzoek toch vreemd dat er in de anamnese alleen wordt gevraagd naar opname in een buitenlands ziekenhuis? Terwijl de meeste reizigers echt niet in een ziekenhuis belanden.
Jarne hoopt dat de ontwikkeling van de ABR-zorgnetwerken resulteert in het (beter) uitwisselen van informatie over de aanwezigheid van resistente bacteriën. Het zou toch prachtig zijn als de actuele informatie die nu bij de verschillende laboratoria aanwezig is op de een of andere manier generaal voor de laboratoria beschikbaar is? Met al die informatie zou hij als dokter en onderzoeker wel raad weten.
De ontwikkeling van resistentie tegen antibiotica is een thema dat Jarne al vele jaren boeit. Hoe lukt het die kleine eencelligen toch steeds om zich te verweren tegen onze antibiotica? Hij is zonder meer van plan om in de toekomst dat ‘geheim’ verder te ontrafelen en zo mee te helpen aan het behoud van mogelijkheden om kwetsbare mensen tegen deze bacteriën te beschermen. Jarne beseft terdege dat de strijd tegen resistentie op meerdere vlakken gestreden moet worden. De microbiologen kunnen het niet alleen. Vanwege de complexe interactie tussen mens, dier en omgeving zouden we antibioticaresistentie moeten benaderen vanuit het zogenaamde ‘one health’-perspectief. Dit vereist een nauwe samenwerking tussen de humane en veterinaire gezondheidszorg en de omgevingsbiologie.